Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Keert u, en vertrekt, en gaat in [20]het gebergte [21]der Amorieten, en tot al hun geburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en [22]in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaanieten, en den Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier [23]Frath. 20. Beginnende bij de bergen Horeb en Sinai, en voorts strekkende noordwaarts tot aan Kades-Barnea, bij de grenzen van Seir en Kanaan, naar uitwijzen der kaart. 21. Hebreeuws, van den Amorieter en tot al zijne geburen; dat is, naastgelegen plaatsen. 22. Dit ziet op de palen des beloofden lands, tegen het zuiden, westen, noorden en oosten. Vergelijk Num.34:2. Maar niettegenstaande dit bevel, zo zouden de wederspannigen evenwel in dit land niet komen; onder, vs.35. Het gebergte Libanon wordt dikwijls in de Schrift vermeld, gelegen aan de noordergrenzen van Kanaan. 23. Dat is, Eufraat. Zie daarvan Gen.2:14, en Gen.15:18.